Over Gucci en een kleine krijger of de illusie van consequent opvoeden.
Over Gucci en een kleine krijger of de illusie van consequent opvoeden.
Onze zoon van tien wil een Gucci pet. En hij wil ook een Gucci T-shirt. Ik koop beide, ook al vind ik ze in alle eerlijkheid heel lelijk. Ook al zie ik ons kind liever niet als een wandelend reclamebord. ik koop ze want we zijn in de souks van Marrakech en de nep-merkartikelen worden ons bijna door de strot geduwd. Wat normaliter onredelijk duur is, is hier spotgoedkoop. De volgende dag, zelfde plek, wil hij nog een Gucci uurwerk. Done. Op Djemaa el Fna, het grote plein, wil hij op de foto met een aap, of liever nog: twee apen. Ik capituleer. Ik ben gelukkig, omdat hij blij is. Ik geniet terwijl ik heen en weer geslingerd word tussen wat ik had willen doen, wat ik had moeten doen en wat ik deed.
(Die Gucci portefeuille heeft hij niet gekregen wegens echt overbodig. Voorlopig geeft hij immers alleen ons geld uit.)
Ik heb, althans volgens mijn inwendige criticus, een aantal fouten gemaakt: ‘Namaak kopen, dat doe je toch niet?! Iemand heeft voor een hongerloon aan dat shirt gestikt! Apen, dat zijn toch geen huisdieren? Je steunde niet alleen een systeem van uitbuiting van mensen, maar ook een van dierenmishandeling! Je kind volgen in een ongebreideld consumentisme: helemaal fout! Ingaan op het feit dat hij een geboren krijger is: onaanvaardbaar. Welk verhaal heb je nog, wanneer hij je de volgende keer weer om zinloze spullen bedelt? En heb je die blik van je man gezien? Hij was helemaal tegen, maar liet je betijen. En dan, het misbaar van de apen-eigenaars: altijd boos, veel gebaren en gemor want wat je hen ook geeft: het is nooit genoeg. Je helpt dus ook nog mee het beeld in stand houden van de lokale handelaar als bedrieger en de toerist als willoze prooi.’
Ben je een slechte ouder, als je je kind soms wel z’n zin geeft en soms weer niet? Hoe verklaar je het wankele evenwicht tussen opvattingen en opvoedingsprincipes enerzijds en de manier waarop je die omzet in daden anderzijds?
Hart, hoofd en buik dicteren ons verschillende dingen. De ene keer lukt het om bewust en weloverwogen te handelen, de andere keer reageren we intuïtief, vaak instinctief.
De manier we reageren, hangt nauw samen met onze persoonlijkheid. Sommige mensen hebben extra sensoren voor wat anderen willen en gaan er – hoe dan ook – graag op in. Sommige mensen negeren pruilmondjes en smekende blikken; ze merken ze zelfs niet op.
Onze ervaringen spelen ook een grote rol. Misschien voelden we zelf als kind een groot tekort, aan aandacht, aan spullen … of kregen we net omgekeerd alles wat ons hartje begeerde?
Ik las enkele dagen geleden nog een boeiende interpretatie van gedrag dat soms heel inconsequent lijkt en wenkbrauwen doet rijzen. ‘De verborgen dynamiek van familiebanden’, een boek over de fenomenologische methode van systemen en familieopstellingen van Bert Hellinger, biedt relevante inzichten.
Hellinger (met co-auteurs) heeft het over persoonlijk geweten en gevoelens van schuld en onschuld. Hij stelt dat primaire behoeften in al onze relaties op een complexe manier op elkaar inwerken. Onze behoeften, dat zijn: de behoefte om ergens bij te horen (binding), de behoefte aan gelijkwaardigheid bij geven en nemen (evenwicht) en de behoefte aan veiligheid van sociale regels en voorspelbaarheid (orde). Deze behoeften beperken onze keuzes en binden ons -willen of niet – aan doelen die in strijd zijn met onze persoonlijke verlangens. Onze relaties lopen goed wanneer we deze behoeften in evenwicht kunnen brengen.
Met alles wat we doen en dat invloed op anderen heeft, voelen wij ons schuldig of onschuldig. Ons besef van schuld of onschuld is ons persoonlijk geweten. Ons geweten oriënteert ons niet noodzakelijk op hogere waarden, maar op wat noodzakelijk is voor onze overleving in de groep. Hierdoor maken onze gevoelens van schuld en onschuld ons vaak blind voor wat goed en kwaad is.
“Iedereen streeft eigen doelen na en kent eigen gevoelens van schuld en onschuld. (…) Ons geweten eist in dienst van de ene behoefte wat het verbiedt in dienst van de andere” (blz. 24).
Zo komt het dat ik soms zeg tegen onze zoon dat hij moet ophouden met zeuren en dat hij niet krijgt waar hij naar hengelt, omdat hij moet leren dat niet alles zo maar te krijg is. Als we hem altijd zijn zin zouden geven, was hij rotverwend. Maar nu, in een andere situatie en helemaal in vakantiestemming, omdat het op reis nu eenmaal gemakkelijker valt geld uit te geven en omdat ik vooral wil dat iedereen geniet, geef ik toe. Zelfs al gaat het om totaal overbodige hebbedingen. ‘Ik voldoe daarmee niet aan de eisen van de hierboven genoemde sociale orde en ben in dat opzicht schuldig, maar dien met onschuld de liefde’ (aldus Hellinger).
Behoeften zijn onderling in strijd en handelen zonder gewetensconflicten is ondenkbaar. Onschuld ten aanzien van de ene behoefte impliceert schuld t.a.v. de andere behoefte. Het idee van onschuld zonder schuld is een illusie.
“Het is nooit goed”. Hoe vaak denken we dat niet. Laten we er ons bij neerleggen. Opvoeden is een kwestie van geven en nemen. Het is een doolhof van behoeften en relaties, van persoonlijkheden en ervaringen. We zoeken de weg en lopen regelmatig tegen de muur. Die Gucci-pet zal echt het verschil niet maken.
(Hellinger, B., Weber, G. en Beaumont, H. , 2017, De verborgen dynamiek van familiebanden. Met familieopstellingen oude patronen blootleggen en oplossen. Haarlem, Altamira.)