Moederschap maakt zacht
Ooit waagde ik het – als jonge onderwijs- en onderzoeksassistent en jurylid – om de thesis van een licentiaatsstudente vakkundig met de grond gelijk te maken. Nu was dit eindwerk geen wetenschappelijk hoogstandje – hoeveel eindwerken zijn dit wel? – maar de studente in kwestie had er wellicht hard aan gewerkt. En bovendien was ze Franstalig, wat het inleveren van een Nederlandstalig werkstuk op zich al een hele prestatie maakte.
Ik vond het toch niet goed en liet dat duidelijk merken.
Daarmee maakte ik een studente ongelukkig en een promotor razend. Bij filosoof en toenmalig VUB-professor Hubert Dethier, anders een heel minzaam man, kringelde stoom uit de oren.
Terwijl we samen naar de lift liepen, liet hij mij – wat een vernedering – zijn boekentas dragen. Of ik seksueel gefrustreerd was, vroeg hij. Om zo te denken moet je filosoof zijn. Ik heb het hem al lang vergeven… Met de opmerking “Ik hoop dat je snel kinderen krijgt. Dat zal je zachter maken”… werd het meningsverschil gesloten.
Meer dan twintig jaar verder, kan ik me die avond nog heel goed voor de geest halen. Professor Dethier heeft me toen een fijne les geleerd.
Vandaag heb ik het grote geluk om naar mijn appelschimmelkleurig Belgisch trekpaard, Bea, en haar veulentje van enkele dagen oud, Blanche, te kijken. Het is een prachtig gezicht: een fijn zwart veulentje naast een kolossale witte merrie. Binnenkort zal het veulentje verkleuren van zwart over zilvergrijs naar wit, zo gaat dat met appelschimmels.
Blanche is Bea’s dochter na een vijfde zwangerschap, waarvan vier voldragen.
Haar eerste dochtertje stierf al na twee weken. Ik heb me laten vertellen dat de toenmalige eigenaar te laat ingreep. Door het tweede veulentje, een hengst, heb ik Bea leren kennen. De moeder was nog niet te koop, haar zoon wel. Toen we het beestje gingen bekijken, liep geel snot uit zijn neus. Hij kon amper het ene beentje voor het andere zetten. Een dag later is hij gestorven.
Haar derde dracht liep faliekant af voor het veulentje. In de tiende maand kwam de placenta los en versperde de weg uit de moederbuik. Ook toen was het een levensvatbaar merrieveulentje. Het dagenlang treuren van Bea sneed door m’n hart. Ze bleef bij haar dochter staan, porde met de neus, duwde met de benen. Wij moesten er niet aan denken om hen te benaderen! Oren plat, rollende ogen, achterhand in de aanslag… Na een kleine week nam ze afscheid van het kleintje dat niet mocht zijn.
Het jaar daarop had ze een miskraam.
Onze tristesse was niets, in vergelijking met haar verdriet om haar dode kinderen.
In de kudde nam ze de rol op als leider. Jonge paarden werden door haar getolereerd. Altijd vriendelijk maar kordaat maakte ze hen duidelijk wie het voor het zeggen had. De oudere merries konden zich geen misstap veroorloven; zij moesten hun plaats kennen of er werd hard-‘voetig’ opgetreden. Hoewel zij zelf het contact niet zocht, streden de paarden onderling om bij haar in de gunst te komen.
En ik ook. Ik deed hard mijn best om haar vertrouwen te winnen. Maar knuffelen was er niet bij, borstelen amper. Als ze mensen zag, koos ze liefst het hazenpad. Een enkele keer mist haar achterbeen me op een haartje. “Laat me met rust!” Ik hoorde en voelde het zoeven van een zware hoef rakelings langs mijn hoofd.
En nu is Blanche er. Wat een ongelofelijke zegen voor Bea!
Zij en haar dochter knuffelen dat het een lieve lust is. Ze hinnikt moederlijk, naar haar veulentje… en naar mij.
Moederschap maakt zacht. Er schuilt veel wijsheid in de woorden van Professor Emeritus Hubert Dethier.
Bea legt haar hoofd op mijn schouder en blaast in mijn nek. Ze heeft er geen enkel bezwaar tegen dat ik Blanche streel.